Geschiedenis van China

Alles over de geschiedenis van China

Geschiedenis van ChinaChina is een fascinerend land met een bijzondere cultuur. Deze cultuur is ontstaan in de loop der jaren, hier lees je daar meer over.

Ontwikkeling van de Chinese cultuur

China is één van de grootste landen van de wereld. Dit enorme gebied heeft bijna overal natuurlijk grenzen: in het noorden en westen onherbergzame gebieden en hoge gebergten, in het zuiden grote rivieren, bergen en tropisch oerwoud. Deze natuurlijke grenzen en de grote rivieren die goede verbindingen met het binnenland mogelijk maken, hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van een eigen cultuur met weinig buitenlandse invloeden. Meerdere keren vielen nomadenvolken het rijke noordoosten van China binnen. De meeste veroveraars slaagden er slecht in een deel van China te veroveren: alleen de Mongolen en de Mandsjoes kregen heel China in bezit. De veroveraars verdwenen weer of gingen na verloop van tijd geheel op in de Chinese bevolking. 94% van de bevolking hoort tot één volk en de rest uit etnische minderheden.

Weinig landbouwgrond en een hoge bevolkingsdichtheid

In China komen grote verschillen voor in landschap, klimaat en bevolkingsdichtheid. De grootste tegenstelling is tussen Oost en West China. Het westen is over het algemeen droog en te koud voor de landbouw. In het oosten zijn vruchtbare laagvlakten, waar grote rivieren door stromen. De bevolkingsdichtheid is groot. 80% van de Chinezen leeft van de landbouw. Die grond wordt ook heel intensief bebouwd. Door de grote behoefte aan landbouwgrond werd steeds mees bos gerooid. Al eeuwenlang is er daardoor gebrek aan hout als brandstof en als bouwmateriaal.

De natuur beïnvloedt de eigenschappen van de Chinezen

Het leven in China werd dus gekenmerkt door gebrek aan landbouwgrond, grote bevolkingsdichtheid in de vruchtbare gebieden, een harde strijd om het bestaan en een voortdurende dreiging van de natuur. Om te overleven was het belangrijk dat het individu kon rekenen op steun van de groep, met name familie en dat er discipline heerste. Dit heeft geleid tot typische Chinese eigenschappen: werklust, discipline.

China wordt een centraal bestuurde ambtenarenstaat

In de vlakte van de Gele Rivier ontstonden de eerste staten. Eeuwenlang waren zij met elkaar in oorlog en probeerden zij ook andere delen van China te veroveren. In 221 voor Christus veroverde de vorst van Chin bijna heel Oost China. Na zijn dood ontbrandde een strijd om de macht. Opstandelingenleider Liu Pang won en stichtte de Han-dynastie, die 400 jaar zou regeren. Han-dynastie werd gevolgd door andere dynastieën. Oorzaken van ondergangen waren vaak corruptie onder ambtenaren en armoede onder de bevolking. Omkoperij in een groep ambtenaren en veel armoede bij de mensen. Armoede kan ontstaan door allerlei verschillende soorten dingen, bijvoorbeeld door machtsmisbruik in het land, aanslagen, verkeerd beleid en slechte weersomstandigheden. De val van de dynastieën is ontstaan doordat verschillende soorten bevolkingsgroepen binnenvielen. Het volk kon dan een nieuw dynastie aan de macht brengen, vervuld van nieuwe deugd. Chinese keizers namen veel maatregelen om de eenheid van het rijk te bevorderen. Er kwam vervolgens een geheel van gewichten, maten en munten. Tijdens de Chin-dynastie werd gezorgd voor een goed netwerk, waardoor er een goede communicatie was tussen verschillenden gebieden van het rijk. Aan de noordkant van China bij de grens werd er verdedigd met behulp van de Chinese muur. De keizers regeerde als vorst. Om de opdrachten van de keizer te kunnen uitvoeren , werd het rijk toen verdeeld in allemaal provincies en in dit werd weer verdeeld in bepaalde gebieden. Aan elke gebied stond zo gezegd een baas en/of ambtenaar die de keizer had benoemd.



China kent geen vastomlijnde godsdienst

Het godsdienstige leven in China week af van dat in Europa, doordat er geen duidelijke grenzen tussen godsdiensten waren. De Chinezen hadden een godsdienst, waarin naast voorouderverering elementen van confucianisme, taoïsme en boeddhisme aanwezig konden zijn. De Chinezen geloofden dat er voortdurend contact was tussen hemel en aarde. Beide waren op een bepaalde manier geordend en ze beïnvloedden elkaar. De menselijke schakel tussen hemel en aarde was de keizer. Deze was niet goddelijk. De Chinese keizer moest offers brengen aan de hemel om de orde op aarde te kunnen handhaven. De plattelandsbevolking beoefende allerlei rituelen, waaraan men magische krachten toeschreef. Ze geloofde dat door deze rituelen geluk, voorspoed, gezondheid en lichamelijke onsterfelijkheid kon bereiken, dit noemt men taoïsme.

De gelaagdheid van de Chinese samenleving

De bovenlaag van de Chinese bevolking werd gevormd door ambtenaren en rijke grondbezitters. De meeste ambtenaren waren afkomstig uit families van grondbezitters. De tweede laag werd gevormd door boeren. Op de derde plaats kwamen de ambachtslieden(zij vervaardigden producten). En op de vierde plek kwamen handelaren. Voor zonen van boeren, ambachtslieden en handelaren bestond wel de mogelijkheid tot de bovenlaag door te dringen. Dan moest je voor het ambtenarenexamen slagen. Maar ouders hadden weinig geld om hun te laten studeren. Zowel in de bovenlaag als in de andere lagen had het individu weinig te beteken: niet individuen maar groepen maar belangrijk. De belangrijkste groep werd gevormd door de familie. De positie van de vrouw was zeer zwak. Ze moest een groentijd doorstaan en ze was altijd ondergeschikt. Ze konden pas officieel enige zeggenschap krijgen als ze weduwe waren geworden want dan ging op hen het gezag over dat hun man had.
China en de buitenwereld
De Chinezen waren omringd door volken met een minder ontwikkelde beschaving en hadden daardoor het gevoel een eiland van cultuur in een zee van barbaren te zijn. Zij beschouwden China als het middelpunt van de wereld. Voor hen was China het centrum en voorbeeld voor de rest van de wereld. Deze zienswijze van de Chinezen wordt sinocentrisme genoemd. Chinezen hadden weinig behoefte om de rest van de wereld te leren kennen. Wel werden betrekkingen onderhouden met aan China grenzende landen. De vorsten van deze landen moesten de Chinese keizer als hun meerdere erkennen en waren verplicht hem belasting te betalen in de vorm van handelsproducten. Niet alleen zijde maar ook andere Chinese uitvindingen zouden hun weg naar het Westen vinden. Ambtenaren hielden streng toezicht op de wetenschap, zoals de wiskunde, handel en inden belastingen op de handelswaren die het grootste deel van de staatsinkomsten vormden. Toch bleef China een landbouwgemeenschap. De grondbezitter stond veel meer in aanzien dan de handelaar.

Het Westen dringt op

De Mandsjoes onderhielden zeer weinig betrekkingen met het buitenland. De binnenlandse handel en nijverheid waren omvangrijk, maar met het buitenland werd weinig handel gedreven. Ook op politiek gebied werd nauwelijks contact gezocht. Een uitzondering was Rusland. De westerse landen en buurlanden werden als ondergeschikt beschouwd. Onderhandelen met hen wilde de Chinese regering niet: dat zou erkenning van gelijkheid betekenen, toegeven zou zelfs erkenning van superioriteit van de ander inhouden. In deze situatie kwam in de 19e eeuw plotseling verandering als gevolg van de opkomende Chinese belangstelling voor opium. Een verbod door de regering hielp niet omdat veel Chinese ambtenaren omkoopbaar bleken dus de opiumhandel groeide sterk. De opiumkwestie war voor de Britten slecht een aanleiding om in te grijpen. De waren redenen: China te dwingen met G-B te onderhandelen, HK af te staan aan de Britten. Kort daarna sloten ook VS en FR verdragen met China. Werden ongelijke verdragen genoemd omdat ze veel gunstiger waren voor de westerse mogendheden dan voor China.

Europeanen dringen in China door

Pas in de late middeleeuwen drongen soms Europese kooplieden en missionarissen tot China door. In de 16e eeuw kwam er blijvend contact tussen China en het Westen. In de 17e eeuw mochten ook andere Europese kooplieden zich vestigen in enkele kuststeden. De handel met de Europeanen stond onder streng toezicht van de Chinese regering en was aan allerlei beperkingen onderworpen. De jezuïeten speelden de belangrijkste rol. Zij probeerden eerst de bovenlaag voor het christendom te winnen in de hoop dat daarna de onderlaag het voorbeeld zou volgen. Ze pasten zich zo goed mogelijk aan. Toen katholieke missionarissen China binnenkwamen vonden zij dat de jezuïeten te ver waren gegaan in hun aanpassing van zichzelf en het christendom, er ontstond een ritenstrijd.

Reacties in China

Halverwege de 19e eeuw verzwakte de macht van de centrale regering. Dijken werden niet goed onderhouden en zo vonden er overstromingen plaats. Armoede nam toe en hongersnoden braken uit. Op deze situatie werd op verschillende manier gereageerd: er ontstonden volksbewegingen die het Mandsjoe-bewind omver wilden werpen of de westerlingen met geweld wilden verdrijven of beide. In regeringskringen zagen sommigen in dat China gemoderniseerd zou moeten worden naar westers voorbeeld. China moest iets veranderen, toen in 1860 Beijing werd ingenomen, als het een groot onafhankelijk volk wilde blijven. Sommigen zeiden dat ze de westerse techniek moesten overnemen. De regering volgde deze raad deels: leger en vloot werden gemoderniseerd, werden enkele wapenfabrieken gebouwd. Maar deze zelfversterking gebeurde op kleine schaal. In 1895 bleek China ook niet opgewassen tegen Japen. Om de Chinese invloed in Korea te verminderen en hun eigen invloed te vergroten was Japan een oorlog begonnen. China werd verslagen mede doordat het keizerlijk hof geen groot leger wilde mobiliseren uit angst dat het leger tegen de eigen Mandsjoe-regering in opstand zou komen. Zelfversterking was dus onvoldoende en dus vonden ze hervormingen naar westers voorbeeld nodig. De keizer was het hiermee eens en liet tijdens de Periode van Honderd Dagen allerlei hervormingen afkondigen.

De revolutie van 1911

Ci Xi en haar medestanders wilden niet alleen hervormingen tegenhouden maar ook de invloed van de westerse mogendheden. Zij maakten daarom gebruik van de Bokseropstand, De Boksers keerden zich tegen de buitenlandse invloeden in China maar zij werden echter verslagen. De Chinese regering zag nu in dat modernisering nodig was. Veel hervormingen werden ingevoerd en de ingrijpendste was die van het onderwijs. Nieuwe scholen werden gesticht en westerse vakken werden ingevoerd. Hun leider was Soen Yat-sen. Zijn idealen: nationalisme, volkswelvaart  en democratie. Aangezien hun aanhang beperkt was, heerste er omstreeks 1910 veel pessimisme onder de aanhangers van Soen Yat-sen. De revolutie brak in 1911 uit. In Sichuan ontstond een oproer toen de regering de spoorwegen wilde nationaliseren. Van de verwarring maakte ze gebruik en kwamen in opstand. In enkele weken breidde de opstand zich uit over grote delen van China. Ze slaagden er niet in om heel China onder hun macht te brengen. Het Mandsjoeleger o.l.v. Yuan Shikai bood tegenstand. Hij werd president en werd China een Republiek. Maar idealen van Yuan Shikai kwam weinig terecht want hij regeerde als militair dictator.

De GMD verwezenlijkt haar programma slechts ten dele

Het programma van de GMD, gebaseerd op de 3 volksbeginselen werd slecht ten dele uitgevoerd. Nationalisme hield in dat China een eenheidsstaat moest worden die vrij was van buitenlandse invloed. TKS slaagde er niet in van China een eenheidsstaat te maken. Wel werd een einde gemaakt aan een aantal ongelijke verdragen, maar de G-B en de VS hielden speciale rechten in China. Ook kreeg Japan, door militair ingrijpen, steeds meer invloed in China. In 1931 maakte Japan het oostelijke deel van Mandsjoerije tot een Japanse vazalstaat. Japan bracht daarna een steeds groter gebied in Noord-China onder controle. In 1937 breidde de oorlog zich uit naar de rest van China. TKS moest zich naar het binnenland terugtrekken. Democratie moest betekenen dat alle politieke ongelijkheden worden afgeschaft en zou iedere burger kiesrecht krijgen. Er kwam kiesrecht en er werd één partij toegelaten: de GMD. De werkelijke macht lag echter bij het leger. De machtigste man was TKS. Dat het leger ook zo een politieke macht bezat, was iets nieuws in China, het oude China werd altijd bestuurd door ambtenaren en niet door generaals. Volgens volkswelvaart zouden alle mensen economisch gelijkheid moeten verwerven en kunnen leven in vrijheid en geluk. Maar daar kwam niet veel van terecht. De GMD-regering concentreerde zich op steden en bemoeide zich nauwelijks met het platteland. In de steden kwam heel wat tot stand: ondernemingen en banken, verbeterde volksgezondheid.

De communisten verslaan de nationalisten

In tegenstelling tot de GMD gingen de communisten hun aandacht vooral op het platteland richten. Zij vormden een Rood Leger, grotendeels bestaande uit arme boeren. Dat leger werd geschoold in de leer van het marxisme. Met behulp van dit Rode Leger werden rijke boeren gedwongen hun land af te staan aan de arme boeren. Vanaf 1935 werd Mao Zedong de leider van de communisten. In 1936 werd TKS door een aantal generaals gedwongen de strijd tegen de communisten te staken en samen met de communisten een front te vormen tegen Japan. Voor communisten en nationalisten bleek de onderlinge strijd belangrijker dan de strijd tegen Japan. Op 1 oktober 1949 riep Mao de Volksrepubliek China uit. TKS vluchtte met miljoen volgelingen nar Taiwan.

Oorzaken van de nationalistische nederlaag:

  • De nationalisten hadden nooit veel belangstelling getoond voor de problemen van het platteland. De communisten daarentegen begonnen onmiddellijk met hervormingen op het platteland, waardoor ze sympathie van een groot deel van de arme boerenbevolking wonnen. 
  • De Japanse agressie bracht China leed en maakt het bescheiden begin van modernisering door de GMD ongedaan. De Japanse gewelddaden wakkerden bij veel Chinese boeren het nationalisme aan. 
  • Het ambtenarenapparaat van de GMD was corrupt en het moreel in het GMD-leger was laag: ronselen en mishandelen van soldaten kwam veelvuldig voor. Hele afdelingen van het leger van de nationalisten liepen over naar de communisten. Na de Japanse capitulatie leidde oorlogsmoeheid tot een pauze in de burgeroorlog tussen de GMD en de CCP.

Het oosten van Azië wordt in twee blokken verdeeld

Tussen 1910 en 1945 heeft Japan gestreefd om politieke hegemonie in Azië te verwerven. Korea werd geannexeerd, Mandsjoerije en Zuidoost-Azië werden bezet, China en de VS werden aangevallen. Maar uiteindelijk moest Japan zich overal terugtrekken als gevolg van verzet in Azië en door het optreden van de Geallieerden. De Geallieerden hadden afgesproken om de vooroorlogse situatie zoveel mogelijk te herstellen, bleek onmogelijk. In eerste plaats werd het oosten van Azië als gevolg van het uitbreken van de Koude Oorlog in twee blokken opgedeeld. In Korea en Vietnam liep dat zelfs uit op oorlog. Ook in China brak een burgeroorlog uit tussen communisten en niet-communisten, de communisten wonnen. Vanaf 1960 streefden China en S-U 2 verschillende soorten communisme na. Ze vormden geen eenheid omdat S-U Noord-Vietnam steunde terwijl dat land vanaf jaren 70 gespannen was met China. In de 2e plaats maakten de sterk gegroeide nationale gevoelens in Azië na de oorlog een terugkeer naar het kolonialisme bijna overal onmogelijk. De Japanners hadden tijdens de oorlog het nationalisme aangewakkerd in de westerse koloniën die zij veroverden. Zo hoopten zij de bevolking in die gebieden voor hun politiek te winnen.

China, Noord-Korea, Vietnam en Cambodja worden communistisch

Kort nadat Japan was verslagen, brak in China een volledige burgeroorlog uit (1946). In een paar jaar veroverde het Rode Leger het helle vasteland van China. Tegenover China en de S-U stonden de VS, die vastbesloten waren om een verdere communistische overname van het oosten van Azië te blokkeren. Het oosten van Azië werd voor het eerst in Korea het toneel van een gewelddadige confrontatie in het kader van de Koude Oorlog. Het Noorden werd bezet door de SU en het Zuiden door de VS. In het noordelijke deel werd, met steun van de Russen, een communistische staat opgezet. In juli 1953 werd een wapenstilstand afgesloten en sindsdien is Korea verdeeld door een nieuwe grens.

Mao Zedong

In 1966 tijdens de Culturele Revolutie publiceerde een Chinees persbureau een foto die liet zien hoe Mao in de rivier zwom. Mao gaf het goede voorbeeld voor de ‘Grote Zwembeweging’, een massacampagne om lichaam en geest te stalen. Mao werd vereerd als de Grote Leider en inspireerde de Chinezen tot talrijke massacampagnes. Na Mao’s dood in 1976 kwam er aan die verering een einde maar Mao werd niet totaal veroordeeld. Volgens tegenwoordige Chinese machthebbers was Mao’s politiek tot 1958 in grote lijnen juist, pas daarna ging hij grote fouten maken, waarvan de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie de voornaamste waren. Moa deed mee aan de oprichting van de Chinese Communistische Partij. Van de boeren leerde Mao de methode die hij later zou gebruiken om heel China communistisch te maken: de massacampagne. Mao schreef dat de boeren deden wat ze wilden doen en dat de boeren de leiding moesten nemen van de revolutie in China. Dit was in strijd met de communistische theorie die zei dat de revolutie moest beginnen bij de industriearbeiders in de grote steden. Mao’s visie werd ook afgewezen door het merendeel van de partijleiding en Stalin. Praktijk gaf Mao gelijk. Hij was ook voortdurend bezig om zijn eigen macht in de partij te versterken. Hij was vanaf 1935 de machtigste man in de partij maar zijn positie was niet onaantastbaar, zoals die van Stalin. Hij moest dus op de hoede blijven voor mensen die zijn positie wilden innemen.

Het mislukken van het communistische model

China, Noord-Korea en Vietnam’s ontwikkeling kan na 1945 opgesplitst worden in 2 perioden: een periode van opbouw van een gecentraliseerde staat en een periode van interne hervormingen en versoepeling van de ideologie.

China onder leiding van Mao Zedong

In China werd de periode van interne communistische revolutie gedomineerd door Mao tot hij in 1976 stierf. De communisten begonnen een grote landhervorming (1950-1952), nadat zij in heel China de macht in handen hadden gekregen. Bijna helft van alle landbouwgrond werd opnieuw verdeeld: alle grond die niet door eigenaars zelf werd bewerkt, werd onteigend en aan arme boeren en landarbeiders gegeven. Hoe nu verder het communisme in voeren? Daar was de partijleiding het nog niet mee eens. Die groep die eerst overhand had wilde de SU als voorbeeld nemen en dus de landbouw collectiviseren, de industrie nationaliseren en de economie in Vijfjarenplannen regelen. Collectivisatie van landbouw betekende dat boeren hun vaak pas verworven zelfstandigheid moesten opgeven en moesten deelnemen aan een collectief bedrijf. De boeren werden gezamenlijk eigenaar van de grond. De partij bepaalde welke gewassen er verbouwd moesten worden en welke prijzen de boeren ervoor kregen. Mao helde over naar een meer radicale groep. Volgens deze groep zou men een eigen, Chinese weg naar het communisme moeten vinden door gebruik te maken van

China’s enige rijkdom: het enorme aantal mensen

In 1958 kondigde Mao de Grote Sprong Voorwaarts af, waarbij China een ontwikkeling van 20 jaar in 1 dag zou doormaken. De hele plattelandsbevolking werd georganiseerd in volkscommunes. Een volkscommunes omvatte een aantal dorpen en moest zelf in al haar behoeften voorzien. Daartoe behoorde het produceren van staal in primitieve staaloventjes. Het bestuur van een volkscommune bestond uit partijfunctionarissen, regelde alle activiteiten en zorgde ervoor dat alles zoveel mogelijk gemeenschappelijk werd gedaan. De Grote Sprong Voorwaarts werd echter mislukking. De landbouwproductie daalde en het gevolg was een hongersnood die aan tallozen het leven kostte. Veel maatregelen van De Grote Sprong Voorwaarts werden ingetrokken.
In 1966 lanceerden de radicalen o.l.v. Mao: de Culturele Revolutie. De radicalen wilden met deze Culturele Revolutie de macht van hun tegenstanders breken. Deze bevonden zich vooral in de steden en miljoenen functionarissen uit de partij, het bedrijfsleven en het onderwijs werden ontslagen en op het platteland tewerkgesteld. Door de CR werd het leven in de steden zo ontwricht, dat Mao na een paar jaren een einde liet maken aan de CR.
Meer openheid onder leiding van Deng Xiaoping vanaf eind 1978
Nog geen maand na de dood van Mao werd een aantal radicale leiders gearresteerd. De vier voornaamste werden de Bende van Vier genoemd en aan hen werd alle schuld van de CR toegeschreven. Met Deng als leider sinds 1978 werd het doel om China een moderne, geïndustrialiseerde staat te maken. Deng wilde 4 Moderniseringen doorvoeren: de moderniseringen hielden in: meer vrijheid op alle gebied en vooral eco gebied, minder waarde hechten aan de communistische ideologie, samenwerking op technisch-wetenschappelijk gebied met het Westen en Japan. Grote opluchting nu bewind Mao en radicalen voorbij was wordt ook wel gesproken van: donkere periode van 10 jaar.

Vietnam

Ook in Vietnam kunnen twee perioden worden onderscheiden na de overwinning van Noord-Vietnam in 1975 in de Vietnam-oorlog. In de eerste periode tot 1986 werd vastgehouden aan de communistische leer. Noord en Zuid-Vietnam werden verenigd. Veel Vietnamezen uit het zuiden werden in heropvoedingskampen opgesloten. De landbouwsector werd gecollectiviseerd waardoor boeren eigen stukje grond verloren. Toen de periode van glasnost in Rusland begon, verminderde de Russische steun aan Vietnam. Daar verzonk het land in een economische crisis.
In de tweede periode vanaf 1986 volgde een politiek van doi moi (nieuwe openheid). Boeren konden een eigen stukje grond krijgen en de producten op een vrije markt verkopen.

Noord-Korea

Sinds 1953 heeft Noord-Korea het communistisch model van staatsvorming gevolgd. Daarbij zocht het afwisselend steun bij Rusland en China. Toen er toenadering was tussen China en VS, is N-K uitsluiten militair en financieel gesteund door de Russen.
China: een nieuwe economische politiek onder Deng
Onder Mao had China een communistische koers gevaren. De negatieve gevolgen van DGSV en CR bleven op sommige gebieden nog lang doorwerken. In het onderwijs begon de situatie pas in de tweede helft van de jaren 70 te verbeteren. Op economisch gebied was echter al spoedig een vooruitgang te zien. Dat werd ongedaan gemaakt omdat de communistische partij de bevolkingsgroei niet wist terug te dringen. In de jaren 50 en 60 werd door Mao bevolkingsgroei zelfs aangemoedigd.
Na de dood van Mao werd Deng de voornaamste leider. Vooral op economisch gebied werden meer vrijheden toegestaan, Zo konden boeren eigen stukjes lang krijgen en de opbrengst ervan op de vrije markt verkopen. Hierdoor werd de landbouwproductie sterk vergroot. Op technisch-wetenschappelijk gebied werden er samenwerkingen aangegaan met het Westen en Japan. De Chinese machthebbers besloten om export naar het buitenland te stimuleren en buitenlandse investeringen in China toe te laten. De oostelijke zeeprovincies kregen een speciale rol. Sinds 1984 zijn de economische veranderingen in een stroomversnelling geraakt met de introductie van een beurs- en geldmarktsysteem en de mogelijkheid voor staatsbedrijven om hun eigen economisch beleid te voeren. De gevolgen van deze wijzigingen in economisch beleid waren indrukwekkend Tussen 1985 en 1990 werd de industriële productie van China bijna verdubbeld. De economische vooruitgang begon in 1980 het eerst op het platteland. Daarna begon ook de levensstandaard in de geïndustrialiseerde gebieden te stijgen. En die stijging verliep sneller dan op het platteland.

Democraten in China

In 1978 schreef Wei Jingsheng een tekst die hij plakte op de Muur van Democratie in Beijing. Hij gaf zijn tekst de titel ‘De Vijfde Modernisering. Hij schreef dat modernisering van China alleen zou slagen als China zich bevrijdde van de communistische partij dictatuur. Hij pleitte voor een regering die representatief was voor de gehele Chinese bevolking. En dat mensen orders moesten uitvoeren van het centraal gezag. Deng was woedend. Alleen de partij moest volgens hem het tempo en de inhoud van de hervormingen bepalen.
De communistische partij had meer vrijheid op economisch gebied toegestaan. Economische ontwikkelingen maar ook corruptie binnen de overheid leidden tot afbraak van het gezag van de overheid en van de Partij. Voor leden van de Partij werd lidmaatschap gelijkgesteld met het krijgen van macht en geld en niet-leden werd de mond gesnoerd. Maar jongeren gingen rokken dragen en vroegen hun ouders af waarom zij lid moesten worden van de partij, ze werden nerveus van de groeiende invloed van westerse gewoonten en ideeën.
Het Plein van de Hemelde Vrede werd symbool van protest. Nadat er 2 protesten hadden plaatsgevonden vreesde de Partij voor groeiende kritiek. Op uni’s kwamen er protesten en er werden plannen gemaakt om sommige hervormingen terug te draaien. Intellectuelen en studenten begonnen acties voor meer politieke vrijheden en het werd de grootste demonstratie sinds 1919.
Daarna kwam het leger in actie nadat de demonstranten na onderhandelingen nog niet stopten.






                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   

Auteur: coen85
Aantal keer gelezen: 4094x
Toegevoegd: 28-07-2017 15:17
Gewijzigd: 07-08-2017 11:30

Relevante links

Categorieën

Er zijn reeds 3740 artikelen toegevoegd op deze website.
De copyrights van infobron.nl zijn van toepassing!