Walnoten groeien, dat zal je niet verbazen, aan de walnotenboom. In sommige streken wordt in plaats van het woord walnoot ook wel het woord okkernoot gebruikt. In dat geval groeien ze dus aan de okkernotenboom. Als we op de botanische manier naar de walnoot kijken zien we dat deze eigenlijk niet bij de noten hoort, maar bij de steenvruchten. Maar in de praktijk trekken we ons daar niet veel van aan en noemen we de walnoot gewoon noot.
Walnoot-achtige steenvruchten kom je in de geschiedenis al lang in allerlei delen van de wereld tegen. Omdat de noten goed houdbaar blijven in de winter is het aannemelijk dat de mensen in de prehistorie walnoten al verzamelden om in het koude jaargetijde hun voeding mee aan te vullen. Waarschijnlijk werden walnoten in de prehistorie ook al in onze streken gebruikt, ook al is daar nog niet een direct bewijs van gevonden. Handig was natuurlijk dat de noten zelf goed gegeten konden worden en de schillen het uitstekend deden als brandstof voor het vuur. Twee vliegen in één klap, dus. Archeologisch onderzoek heeft in ieder geval uitgewezen dat zo’n achtduizend jaar geleden in wat nu Frankrijk is er al walnoten werden geroosterd en genuttigd. Een ander onderzoek wees uit dat zo’n vierduizend jaar geleden walnoten ook al in Babylonië bekend waren. Later brachten Romeinen en Grieken de betreffende variant ook verder Europa in. De walnootsoort die we tegenwoordig kennen vindt zijn oorsprong waarschijnlijk in Iran, en werd door Engelse zeevaarders meegenomen.
Misschien is het je opgevallen, maar de walnoten die je zo in de winkel aantreft zijn niet altijd van hetzelfde ras. Soms herken je een iets andere vorm, kleur of grootte. Bij nadere bestudering kun je ook verschillen in de smaak opmerken. Er bestaat inmiddels een ruime reeks aan variëteiten. Enkele daarvan zijn:
De schillen van de walnoten zijn stevig en is helemaal ‘verhout’. Dat heeft zijn voordelen, want daardoor blijft de noot langer goed en is beter beschermd tegen belagers. Daar zit voor mensen dan ook meteen een nadeeltje, zo’n harde schil is wat lastiger te kraken. Om de schil van de walnoot te kraken heb je verschillende opties.
Het mag duidelijk zijn, een gewone notenkraker geniet duidelijk de voorkeur.
In vroeger tijden waren walnoten, net zoals andere noten, een welkome aanvulling op de wintervoorraad. Walnoten zijn, als je ze tenminste goed droogt na de oogst, maandenlang goed te bewaren. En dat geldt uiteraard in onze moderne tijden nog steeds. Heb je zelf een rijk-dragende walnotenboom, dan kun je soms zelfs tot het vroege voorjaar lekkere walnoten eten.
Walnoten zijn gewoon lekker om te kraken en lekker uit de hand te eten. Maar natuurlijk kun je walnoten ook in allerlei smakelijke gerechten verwerken. Enkele voorbeeldjes:
Enzovoort…
Als je over een flinke tuin beschikt is het te overwegen zelf een walnotenboom te zetten. Je moet er wel ruimte voor hebben, de kruin van de boom kan een doorsnede bereiken van wel tien meter, en de boom kan zo’n vijftien meter hoogte bereiken. Kortom, in een kleine tuin is een walnotenboom niet zo’n goed idee en een plaatsing te dicht bij de erfafscheiding zal door je buren niet op prijs worden gesteld. Pas als de boom een jaar of tien oud is kun je de eerste noten verwachten. In het begin nog maar een paar, maar dat kan in de jaren daarna snel oplopen.
Walnoten bevatten allerlei gezonde mineralen, zoals fosfor, magnesium, zink, ijzer en kalium. Walnoten bevatten ook vitamine B1, vitamine E en daarnaast ook foliumzuur. Bovendien zitten er in walnoten een groot aantal antioxidanten. Walnoten kunnen een rol spelen aan het flexibel en elastisch houden van de bloedvaten. Of je ook echt intelligenter wordt van het eten van walnoten is uiteraard een fabeltje, voortgekomen uit de grappige, op hersenen lijkende vorm. Maar het is duidelijk wel een feit dat het eten van walnoten op zich gezond en dus slim is.