Dat pinda’s eetbaar en bovendien erg lekker zijn is natuurlijk al erg lang bekend. Schaaltjes met pinda’s treffen we graag en dankbaar aan naast een lekker drankje op een feestje, of op een gezellig avondje voor de televisie. Maar met pinda’s is veel meer mogelijk dan lekker van te snoepen. Ook interessant aan pinda’s is dat er een speciale olie uit gewonnen kan worden, de pindaolie. Om die olie te winnen worden de pinda’s vermalen en geperst, waardoor er behalve de gewenste pindaolie ook een vermalen pindamengsel overblijft. Al op het eind van de achttiende eeuw werd dit mengsel tot een blok geperst, waar je schijven van af kon snijden. In Suriname was dit al bekend onder de naam pindadokun. Dit product leek echter nog in niets op de tegenwoordige pindakaas, alhoewel de naam er wellicht vaag aan doet denken. Dat ging echter veranderen. In 1893 kwam de ommekeer, dank zij dr. John Havey Kellogg. Komt de naam Kellogg je misschien bekend voor? Dat kan wel kloppen. Dr. John Havey Kellogg is namelijk misschien nog beroemder geworden door de ontwikkeling van de cornflakes.
We zijn in Nederland geneigd om te denken dat populaire producten ook een Nederlandse oorsprong hebben. Dat ligt toch vaak anders. De oorsprong van onze pindakaas ligt niet, zoals je bij zo’n nationaal bekend product zou verwachten, in ons eigen land, maar bij dr. John Havey Kellogg, in Amerika. John Kellogg werd in 1821 in New York geboren. Hij bedacht dat met toevoeging van wat van de zojuist gewonnen pindaolie er van het pindamengsel nog een smakelijk gerecht te maken viel. Om de smaak van dit gerecht nog wat lekkerder te maken werden er nog zoetstoffen en wat zout aan toegevoegd. Het resultaat was een heerlijk pindasmeersel dat het op de boterham, maar ook in allerlei andere gerechten, uitstekend bleek te doen. Het product kwam op de Amerikaanse markt onder de naam peanut butter, dat je letterlijk kunt vertalen als pindaboter. Het was meteen een groot succes, maar het zou nog tot 1948 duren voor de pindakaas ook op de Nederlandse markt kwam. Maar toen het hier werd geïntroduceerd bleek het nieuwe gerecht ook in Nederland een blijvertje.
In pindakaas wordt natuurlijk een flinke partij pinda’s verwerkt, samen met een bepaalde hoeveelheid zoetstoffen en zout. Dat geeft de pindakaas een lekkere smaak. Het zit vol met plantaardige vetten, eiwitten en vitamines. Ook zit er bijvoorbeeld linolzuur in. Er zit in ieder geval één ingrediënt niet in de pindakaas, en dat is: kaas.
Het mengsel kreeg de naam pindakaas. Je zou, in navolging van de Amerikaanse benaming, misschien de naam pindaboter verwachten. Met een boter wordt een crème bedoeld, een gerecht dat je kunt uitsmeren. In andere landen werd vaak wel het woorddeel ‘boter’ gecombineerd met ‘pinda’. Alleen in Nederland gebeurde dat niet. De reden hiervoor had alles te maken met de wetgeving in Nederland. De aanduiding boter mocht alleen gebruikt worden voor roomboter, om te voorkomen dat er verwarring zou ontstaan met de margarine, dat óók bedoeld was om op brood te smeren of mee te bakken. Met de wetgeving werd voorkomen dat handige fabrikanten margarine hun product onterecht als een echte boter, dus gemaakt van melk, zouden aanprijzen. De wetgeving blokkeerde dus de naam pindaboter. Er moest iets anders worden bedacht om het nieuwe pindagerecht een passende naam te geven. De leverkaas bracht uitkomst, niet vanwege het gerecht zelf of de ingrediënten, maar vanwege de naam. Enige logica zat er wel in. Ook leverkaas was namelijk een smeerbaar gerecht zonder dat er echte kaas in zat. Dan kon ook voor het nieuwe pindagerecht wel de toevoeging ‘kaas’ worden gebruikt. De nieuwe naam werd dus: pindakaas.
De pindakaas bleek al snel een enorm succes. Lekkere, smeerbare pinda’s op de boterham, en nog vol voedingsstoffen ook. Dat ging er bij veel kinderen wel in, en ook de volwassenen bleken erg gelukkig met de pindakaas. De populariteit van het product leidde tot de ontwikkeling van een nieuwe variant van pindakaas, waarin nog kleine stukjes pinda zitten. Ook deze pindakaas met stukjes noot doet het prima op brood. Daarnaast is de pindakaas prima geschikt om nog in allerlei andere gerechten te verwerken. Wat dacht je bijvoorbeeld van een heerlijke pindasoep? Of gebruik de pindakaas om een lekkere satésaus te maken. Pindakaas, dat gaat er altijd wel in!
Wil je eens iets heel anders proberen dan de pindakaas uit de winkel? Waarom zou je niet eens proberen om de pindakaas zelf te maken? Dat is gelukkig niet zo heel erg moeilijk. Je hebt er uiteraard pinda’s voor nodig, een blender, wat pindaolie en wat zout en zoetstoffen. De hoeveelheden die je nodig hebt zijn uiteraard afhankelijk van de hoeveelheid pindakaas die je wil maken. Voor de eerste keer dat je zelf pindakaas maakt is het slim om de hoeveelheden wat te beperken, dus je begint met bijvoorbeeld 250 gram pinda’s. Dat gaat je uiteindelijk dus iets meer dan 250 gram pindakaas opleveren. In de blender vermaal je de pinda’s tot er een smeuïge massa over blijft. Dat kan even duren en het is bovendien hard werken voor je blender. Om te voorkomen dat je blender te warm loopt kun je het beste tussendoor even een korte pauze inlassen voor je weer verder gaat met het vermalen van de pinda’s. Voeg een beetje pindaolie toe om het allemaal wat smeuïger te maken. Je kunt nu wat zout en zoetstoffen toevoegen. Hiervoor kun je suiker pakken, maar je kunt ook voor gezondere alternatieven gaan, zoals een paar druppels stevia. Het is verstandig om wel even te proeven, zodat je niet teveel zout of zoet aan je pindakaas toevoegt. Wil je pindakaas met stukjes noot, dan voeg je op het eind nog wat pinda’s toe en laat je de blender nog even werken. Nu niet te lang, zodat de laatste pinda’s niet helemaal tot moes vermalen worden. Is je pindakaas klaar en helemaal naar wens? Dan doe je je zelfgemaakte pindakaas in een leeg potje. Om het helemaal echt te maken kun je natuurlijk een zelf ontworpen etiket op het potje plakken. Zelfgemaakte pindakaas, dat wordt smullen!