Wanneer de stuitligging voorkomt in trimester 1 of trimester 2 dan is er niks aan de hand. De baby is in deze periode veel aan het bewegen en kan later nog gemakkelijk naar een andere positie draaien. Wanneer de baby in de stuitligging raakt als je 36 weken zwanger bent kan het wel risico’s met zich meebrengen. Na 36 weken is de baby namelijk te groot om nog zelfstandig terug te draaien naar de achterhoofdsligging. Er zijn een aantal dingen die dan gedaan kunnen worden. Op deze pagina geven we meer informatie over de verschillende varianten van de stuitligging, de mogelijke oorzaken, wat er aan gedaan kan worden en de stuitbevalling zelf.
Gemiddeld komt het bij 3 tot 7 procent van de zwangerschappen voor dat de baby na 36 weken in de stuitligging raakt. Na deze periode is er nog maar een hele kleine kans dat de baby nog in de goede positie terecht zal komen. Er zijn verschillende vormen van een stuitligging. Onderstaand zijn de verschillende vormen van een stuitligging te vinden:
Bovenstaande benamingen zijn allemaal een vorm van een stuitligging. Bij de onvolkomen stuitligging ligt de baby met de benen langs het lichaam en met het achterwerk naar beneden. Wanneer de baby in deze houding geboren zal worden dan komt het achterwerk er eerst uit en daarna de rest van het lichaam. Bij een volkomen stuitligging liggen de bovenbenen ook langs het lichaam, echter zitten de knieën gebogen waardoor de voeten naast de billen komen. Bij een half onvolkomen stuitligging ligt de baby met een been omhoog en met het andere been gebogen. Tot slot kan de baby in de voetligging liggen. Dit valt ook onder de stuitligging. Hierbij ligt de baby met een been of met beide benen gestrekt naar beneden. Wanneer de bevalling plaatsvindt als de baby is de voetligging ligt dan komen de voeten als eerst.
Als de baby in de stuitligging ligt is er vaak geen directe oorzaak aan te wijzen. Eerder in de zwangerschap liggen veel baby’s in de stuitligging. Wanneer je namelijk tussen de 20 en 25 weken zwanger bent liggen nog een op de drie baby’s in de stuitligging. Naarmate de zwangerschap vordert draaien de meeste baby’s vanzelf bij. Bij vroeggeboorte kan het echter zo zijn dat de baby nog niet de tijd heeft gehad om bij te draaien en daardoor geboren zal worden in de stuitligging.
Vroeggeboorte is niet de enige reden voor een stuitligging bij de geboorte. Wanneer de baby op de uitgerekende datum geboren wordt gebeurt het nog steeds dat de baby in de stuitligging ligt. Dit kan komen door een te groot of een te klein hoofd. Een te korte navelstreng kan ook een reden zijn dat de baby in de stuitligging ligt tijdens de periode van de uitgerekende datum. Verder kan een vorm van een afwijking in de bekken of de baarmoeder een oorzaak zijn waardoor de baby in de stuitligging raakt. Tot slot kan een stuitligging sneller ontstaan wanneer je zwanger bent van een meerling.
Wanneer je baby in de stuitligging ligt wordt er vaak eerst een uitgebreid echo onderzoek uitgevoerd. Bij dit onderzoek is het de bedoeling om te kijken naar eventuele aandoeningen. Er wordt zoveel mogelijk informatie verkregen over het vruchtwater, over de ligging van de baby en over de placenta. Wanneer al deze informatie is verzameld dan kan er een inschatting worden gemaakt of het verstandig is om de baby te gaan draaien. Dit wordt allemaal in overleg gedaan met de verloskundige of gynaecoloog.
Na het onderzoek kan er worden besloten om je baby te gaan draaien. Dit wordt gedaan door een speciaal getrainde verloskundige of gynaecoloog. Dit kan door een of door twee specialisten worden gedaan. Hierbij wordt de baby uitwendig gedraaid. De specialist probeert uitwendig jouw baby te draaien met zijn of haar handen. Tijdens de poging om de baby te draaien lig jij op een onderzoeksbank met opgetrokken knieën. Op dit moment probeert de specialist de baby een koprol te laten maken waarbij je baby van de stuitligging naar de achterhoofdsligging, met het hoofd naar beneden, draait.
Soms is het draaien zo gebeurt. Vaak verschilt het van een minuut tot 10 minuten. Het draaien van de baby wordt door de vrouw vaak niet als pijnlijk ervaren, maar kan wel ongemakkelijk aanvoelen.
Helaas lukt het draaien niet altijd. Slechts in 20 tot 40 procent van de gevallen is het draaien van de baby succesvol. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van een gespecialiseerd team kan dit oplopen tot 60 procent. De kans op een succesvol draaien wordt wel groter als er veel vruchtwater is, als de placenta aan de achterkant van de baarmoeder ligt of wanneer de buikwand soepel is.
Overige manieren om de baby te draaien
Naast het uitwendige draaien zijn er nog een aantal mogelijke manieren om de baby te laten draaien bij de stuitligging. Een hiervan is Moxa-therapie. Bij deze therapie steek je een moxastick aan de zijkant van de kleine teen. Dit dient de werking te hebben dat de baby hier naar toe draait en in de achterhoofdsligging terecht zal komen. Over deze methode zijn weinig wetenschappelijke bewijzen dat deze manier werkt, maar proberen kan natuurlijk nooit kwaad.
Datzelfde geldt voor de andere methode. Hierbij wordt gezegd dat het goed is om op je knieën te gaan zitten, omdat de baby hier meer ruimte bij krijgt om te draaien. Ook bij deze methode is weinig wetenschappelijk bewijs, maar ook dit kan geen kwaad door het te proberen.
Ligt jouw baby in de stuitligging en ben je al aan het einde van de bevalling? Dan kan het worden overwogen om een keizersnede te doen. Met de gynaecoloog of verloskundige worden de voor- en nadelen van een keizersnede ten opzichte van een stuitbevalling besproken. Op basis van iedere situatie zal de gynaecoloog een advies geven of een keizersnede wordt aangeraden of niet. Met de keizersnede kunnen vervelende gevolgen voor jou of voor de baby worden voorkomen.
Vaak wanneer je in het verleden al een moeilijke bevalling hebt gehad wordt er geadviseerd om voor een keizersnede te gaan wanneer de baby in de stuitligging ligt. In sommige gevallen kan de gynaecoloog ook een beslissing voor je maken om gevaarlijke situaties voor jou of voor de baby te voorkomen. Tijdens de bevalling kan er worden besloten om tot een keizersnede over te gaan.
Tijdens een bevalling met een stuitligging kunnen over het algemeen vaker complicaties optreden dan bij een normale bevalling. Om deze reden is er bij een stuitbevalling altijd een gynaecoloog aanwezig. Wanneer er iets mis gaat tijdens de bevalling kan er direct worden ingegrepen of worden overgegaan op een keizersnede. Bij een stuitbevalling worden baby’s over het algemeen vaker opgenomen in de couveuse en kunnen moeders meer last hebben van infecties, nabloedingen of beschadigingen bij de blaas.