vrouw heeft last van hand door carpaal tunnel syndroom

Wat is het carpaal tunnel syndroom?

vrouw heeft last van hand door carpaal tunnel syndroomHet carpaal tunnel syndroom is een patroon van verschillende klachten dat ontstaat door een beknelling van een zenuw tussen de overgang van de onderarm naar de hand. De aandoening komt voornamelijk voor bij vrouwen, zwangeren, mensen met overgewicht of reumatoïde artritis en ontstaat meestal bij mensen die tussen de veertig en zestig jaar oud zijn. In dit artikel lees je wat het carpaal tunnel syndroom precies inhoudt.

Hoe ontstaat het?

Bij het carpaal tunnel syndroom is er dus sprake van een beknelling van een zenuw (de nervus medianus). Deze zenuw loopt door het midden van de arm en de beknelling bevindt zich tussen de overgang van de onderarm naar de hand ter hoogte van de pols. Dit gedeelte wordt ook wel de carpaal tunnel genoemd en wordt gevormd door het stevige peesblad tussen de duim- en de pinkmuis en de handwortelbeentjes. Hier lopen naast de zenuw ook de pezen die verantwoordelijk zijn voor het buigen van de vingers doorheen. Deze tunnel wordt dus te nauw bij het carpaal tunnel syndroom en hierdoor raakt de zenuw bekneld.

De zenuw raakt dus bekneld als gevolg van een zwelling in de carpaal tunnel. De zwelling ontstaat doordat je de hand veel gebruikt, want hierdoor kunnen de pezen in de carpaal tunnel geïrriteerd raken en een zwelling veroorzaken. Het carpaal tunnel syndroom kan ontstaan doordat je steeds dezelfde snelle bewegingen maakt met de pols, zoals bij het typen. Ook kan het zo zijn dat je met deze aandoening te maken krijgt, omdat je de hand steeds gedurende lange tijd ver naar achteren of naar voren gebogen houdt. Indien de handen, polsen of armen veel trillen - bijvoorbeeld wanneer je werkt met een drilboor -, kan dit het carpaal tunnel syndroom tot gevolg hebben.

Het is echter ook mogelijk dat de zwelling ontstaat als gevolg van een ongeluk. Verder is het mogelijk dat je het carpaal tunnel syndroom krijgt, omdat je vocht vasthoudt. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een zwangerschap, een te traag werkende schildklier of andere aandoeningen. Daarnaast kan de aandoening ook (gedeeltelijk) veroorzaakt worden door overgewicht of suikerziekte.

Symptomen

Indien je het carpaal tunnel syndroom hebt, kun je te maken krijgen met een doof en/of pijnlijk gevoel en/of tintelingen in de duim, de vingers en de handpalm. Deze klachten komen meestal niet voor in de pink. Het kan voorkomen dat de klachten in de hele hand voorkomen of zelfs helemaal uitstralen naar de onderarm, de elleboog en zelfs de schouder. Ook is het mogelijk dat de klachten niet aan één hand optreden, maar bij twee handen tegelijk.

De kracht in de handen (en dan met name in de duimspieren) wordt als gevolg van het carpaal tunnel syndroom ook minder. Dit kan ervoor zorgen dat je zomaar dingen uit de handen laat vallen. Meestal heb je hier in de ochtend het meeste last van, maar het kan voorkomen dat deze klachten de gehele dag door optreden. Als gevolg hiervan kan het zijn dat je normale dagelijkse handelingen en bepaalde werkzaamheden niet meer goed kunt uitvoeren. Meestal worden de symptomen 's nachts erger en het kan zijn dat je hierdoor te maken krijgt met slaapproblemen.

Diagnose

De huisarts vraagt meestal naar de klachten die optreden en kan aan de hand daarvan vaak al gedeeltelijk bepalen of het inderdaad om het carpaal tunnel syndroom gaat. meestal wordt er ook een lichamelijk onderzoek gedaan, waarbij wordt gekeken of er sprake is van gevoelsstoornissen in de duim en de wijs- en middelvinger. Daarnaast kijkt de arts of de duimmuis op bepaalde plaatsen iets dunner is. Vaak worden er echter geen afwijkingen gevonden.

De klachten die optreden bij het carpaal tunnel syndroom hebben veel weg van de symptomen die optreden bij een beknelling van de zenuw ter hoogte van de halswervelkolom. Deze beknelling kan ontstaan als gevolg van een nekhernia of slijtage (artrose) van de nekwervels. Er kan echter ook sprake zijn van het halsribsyndroom of het scalenus syndroom. Aangezien de klachten die optreden bij het carpaal tunnel syndroom verward kunnen worden met de klachten van andere aandoeningen, is het belangrijk dat deze andere aandoeningen worden uitgesloten.

De andere aandoeningen kunnen worden uitgesloten door middel van een neurologisch onderzoek. Daarnaast kan er ook een bloedonderzoek worden uitgevoerd om de oorzaken van de beknelde zenuw op te zoeken. Verder kan er een röntgenfoto worden gemaakt, als er wordt vermoed dat er een zenuw bekneld is geraakt als gevolg van een aandoening in de botten.

Uiteindelijk kan de diagnose carpaal tunnel syndroom worden bevestigd als er een vertraging in de zenuwgeleiding te zien is in de nervus medianus zenuw op de plaats waar de zenuw in de carpaal tunnel ligt. Dit kan worden gedaan door middel van een spieronderzoek oftewel een EMG. Hiermee kan ook worden aangetoond of de zenuw niet op een andere plaats bekneld is geraakt. In een aantal gevallen wordt er ook voor gekozen om een echo te maken, zodat afplatting van de zenuw kan worden aangetoond.

Verloop

Bij ongeveer een kwart van de mensen verdwijnen de symptomen van het carpaal tunnel syndroom binnen een jaar, zonder dat hiervoor een behandeling nodig is. Bij ongeveer de helft van de mensen blijven de klachten hetzelfde en bij de laatste kwart worden de klachten erger. Het is mogelijk om een behandeling te ondergaan, waardoor de klachten zullen verminderen. Indien je nog jong bent, als de klachten nog niet zo lang bestaan of als ze tijdens de zwangerschap zijn ontstaan, is de kans op genezing groter.

Behandeling

Nadat de diagnose carpaal tunnel syndroom is gesteld, worden de behandelingsmogelijkheden besproken. Als er sprake is van weinig klachten, is de kans groot dat ze vanzelf verdwijnen en is er geen behandeling nodig. Dit is ook het geval wanneer de symptomen tijdens een zwangerschap zijn ontstaan.

Indien er wel wordt gekozen voor een behandeling, kan er een spalk van kunststof worden aangemeten. Dit zorgt ervoor dat de pols rust krijgt, waardoor de symptomen minder zullen worden. De spalk dien je in ieder geval 's nachts te dragen en het liefst ook zoveel mogelijk overdag. Na ongeveer vier weken zouden de symptomen moeten zijn verminderd, want anders heeft deze behandeling geen zin. Ook kan de neurochirurg kiezen voor een injectie met bijnierschorshormonen in de pols of een plaatselijk verdovend middel. Hierdoor kunnen de klachten eveneens verminderen.

Operatie

Als de klachten niet lijken af te nemen met de bovenstaande behandelingsmogelijkheden en het syndroom beperkingen veroorzaakt in het dagelijks functioneren, kan er voor een normale operatie of een inkijkoperatie worden gekozen. De hand wordt dan eerst plaatselijk verdoofd met een injectie in de pols of de handpalm. In sommige gevallen wordt er echter gekozen voor algehele of plexus anesthesia. Na de verdoving wordt de verbinding tussen de duimmuis en de pink doorgesneden. Dit is het dak van de carpaal tunnel. Het doorsnijden van deze verbinding zorgt ervoor dat de inhoud van de tunnel - en dus ook de zenuw - wordt verlost uit de beknelling.

Na de operatie wordt de hand verbonden en wordt er een draagdoek aangemeten. Als je na het laten uitwerken van de verdoving last hebt van napijn, kan dit worden bestreden met paracetamol (en eventueel ook codeïne). Het is aan re raden om de handpalm wat rust te gunnen, maar de vingers wel gewoon te blijven bewegen. Een aantal weken lang kun je kracht zetten het beste vermijden. De wond kan dan namelijk goed genezen en zal niet opengaan na het verwijderen van de hechtingen. De draagdoek hoeft na een aantal dagen tot een week niet meer gedragen te worden en na tien tot veertien dagen kan het verband eraf worden gehaald en de hechtingen worden verwijderd.

Indien je een carpaal tunnel syndroom hebt aan beide handen, worden de handen meestal één voor één geopereerd. Op die manier heb je toch steeds één hand die je in ieder geval goed kunt gebruiken.

Complicaties na de operatie

Na de operatie is er een kans dat er onverwachte complicaties optreden, ook al komt dit gelukkig maar zelden voor. Meestal gaat het om een nabloeding of een infectie. Als je na de operatie last hebt van veel bloedverlies uit de wond of overmatige pijn, dien je direct contact op te nemen met de neurochirurg. Het kan voorkomen dat een klein zenuwtakje beschadigd is geraakt dat naar een aantal spiertjes in de duimmuis loopt. De meeste mensen ondervinden hier geen klachten van, maar het kan voorkomen dat het wat moeilijker is om de duim te bewegen.

Ook kan er in zeldzame gevallen tijdens de operatie schade zijn ontstaan aan de nervus ulnaris - een zenuw die naast de nervus medianus loopt -, waardoor je last kunt krijgen van een doof gevoel in de ringvinger en pink en algehele zwakte van de handspiertjes. Het kan ook voorkomen dat er na de operatie een pijnlijke zwelling van de gehele hand optreedt (dystrofie). De zwelling heeft een rode kleur bij warmte en kan bij koude bleekwit tot blauw kleuren. Gelukkig komt deze complicatie slechts zeer zelden voor, maar het is wel heel belangrijk om direct een arts te raadplegen als deze verschijnselen optreden.






                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   

Auteur: Rowanblom
Aantal keer gelezen: 3304x
Toegevoegd: 15-05-2016 21:13
Gewijzigd: 09-06-2016 23:55

Relevante links

Categorieën

Er zijn reeds 3862 artikelen toegevoegd op deze website.
De copyrights van infobron.nl zijn van toepassing!