In Nederland komt besmetting met aarsmaden het meest voor. Voornamelijk kinderen lopen deze besmetting op. Het zijn kleine wormen met een lengte van 0,5 tot 1 centimeter in de vorm van een komma. Aarsmaden hebben een witte of bleekgele kleur. Ze worden ook wel madewormen genoemd en leven in het onderste gedeelte van de dunne darm dat tegen de blinde darm aan ligt. 's Avonds of 's nachts komen aarsmaden via de anus naar buiten om hieromheen eitjes te leggen. Dit veroorzaakt jeuk. De levensduur van aarsmaden is gemiddeld acht weken.
De eitjes van aarsmaden kunnen worden overgedragen via direct of indirect contact. Als iemand door de jeuk die optreedt in de buurt van anus krabt, kunnen de aarsmaden op de handen of op gebruiksvoorwerpen terechtkomen. Buiten het lichaam kunnen de aarsmaden lang in leven blijven. Wanneer iemand anders hiermee in contact komt en de eitjes vervolgens in zijn of haar mond terechtkomen, kan deze persoon ook besmet raken. Op deze manier kan iemand ook zichzelf steeds opnieuw besmetten.
Het meest kenmerkende symptoom van aarsmaden is jeuk rondom de anus en in sommige gevallen ook aan de schaamlippen. Het is ook mogelijk dat je aarsmaden in de ontlasting ziet. Dit zijn dunne, wit gekleurde wormpjes van ongeveer een centimeter lang die bewegen. Indien je veel krabt rondom de anus of de schaamlippen kan de huid hier geïrriteerd of zelfs ontstoken raken. Als je een ernstige infectie van aarsmaden hebt opgelopen, kun je tevens last krijgen van een verminderde eetlust, buikpijn en gewichtsverlies.
Spoelwormen zijn ongeveer 15 tot 30 centimeter lang en 2 tot 4 millimeter dik. Ze hebben een bleekgele tot roze/roodachtige kleur. De volwassen vorm leeft in de dunne darm. De levensduur van een spoelworm is ongeveer een jaar.
Je kunt besmet raken met spoelwormen als gevolg van het nuttigen van besmette rauwe groenten en fruit die niet goed gewassen zijn of besmet water. Spoelwormen komen niet zoveel voor in Nederland, omdat we hier een goede hygiëne hanteren. De ziekte komt het meest voor in subtropische landen. Zodra je een eitje van de spoelworm hebt ingeslikt, zal dit zich tot een larve vormen in de dunne darm. De larven zullen zich door de darmwand heen boren en komen via de bloedbaan in de longen terecht. Je kunt ze dan ophoesten en weer opnieuw inslikken. Hier merk je zelf vaak niets van. Zodra de larven weer in de darmen terechtkomen, worden ze volwassen en leggen ze eitjes. De eitjes en de spoelwormen kunnen vervolgens het lichaam verlaten via de ontlasting.
Een bepaald soort dat ook voorkomt bij katten en honden zijn de zogenaamde toxocaris. Je kunt hier via de mond mee besmet raken door het in contact komen met de pels of de ontlasting van een besmette kat of hond. In het menselijk lichaam groeien deze eitjes uit tot larven, maar ze kunnen niet verder groeien tot wormen. Vaak blijven de onrijpe larven in verschillende organen steken en sterven ze hier af. Als gevolg hiervan kun je last krijgen van koorts en ontstekingen.
Een besmettining met spoelwormen herken je vaak het eerste aan de wormen in ontlasting. De spoelwormen komen met de ontlasting mee en kunnen kluwen gaan vormen. Ze hebben iets weg van regenwormen. Verder gaan spoelwormen vaak gepaard met buikpijn, koorts en een kriebelhoest.
Lintwormen bestaan uit platte segmenten en kunnen wel vijf tot tien meter lang worden. Deze wormen komen in Nederland gelukkig slechts zelden voor. In de spieren van varkens of runderen ontwikkelen de larven van de lintworm zich.
Je kunt besmetting met een lintworm oplopen door het nuttigen van besmet vlees dat rauw of niet goed doorbakken is. Het is daarnaast ook mogelijk dat je besmet raakt door het eten van groenten met besmette mest. Zodra je de eitjes hebt ingeslikt, zullen ze in de darmen uitgroeien tot een volwassen lintworm. De kop van de lintworm zet zich vervolgens vast in de darmwand. De segmenten van de lintworm kunnen er aan de achterkant af vallen en in de ontlasting terechtkomen.
Een infectie met een lintworm wordt vaak ontdekt door het zien van de beweeglijke segmenten in de ontlasting. Deze segmenten zijn één tot drie centimeter lang en wit-geel van kleur. Het is daarnaast ook mogelijk dat je last krijgt van diarree en vage buikpijn. Andere symptomen die kunnen voorkomen zijn licht gewichtsverlies en vermoeidsheidsklachten.
Aan de hand van de symptomen en een lichamelijk onderzoek kan een arts de diagnose stellen en bepalen om wat voor soort wormen in ontlasting het gaat. Er kan daarnaast een microscopisch onderzoek van een ontlastingsmonster worden uitgevoerd om te controleren of de eitjes van de parasiet hierin aanwezig zijn.
De diagnose wordt gebaseerd op basis van de klachten en lichamelijk onderzoek. Bevestiging van de diagnose geschiedt door microscopisch onderzoek van een ontlastingsmonster op de aanwezigheid van eitjes van de parasiet.