Dubbelop is een veel voorkomende formuleringsfout. Er is sprake van dubbelop als iets twee keer gezegd wordt, men maakt onderscheid tussen vijf verschillende vormen van dubbelopfouten.
Contaminatie
Wanneer twee woorden (of uitdrukkingen) worden verward en zo een nieuwe, gemengde vorm vormen.
Dat kost duur. (contaminatie van dat kost veel en dat is duur)
Onjuiste herhaling
Er is sprake van onjuiste herhaling als een vast voorzetsel twee keer wordt gebruikt. We zien dit terug in dit voorbeeld:
Ik heb geen eten en ook geen geld ook. (ook wordt onterecht herhaalt)
Tautologie
Van tautologie is sprake als er twee keer hetzelfde wordt gezegd met synoniemen.
Ik heb vele boeken gelezen, zoals bijvoorbeeld: de Passievrucht, Kaas en Hersenschimmen.
Dubbele ontkenning
Als een werkwoord een ontkennend karakter heeft, zoals het werkwoord verbieden, wordt er soms een ontkenning toegevoegd. Een tweede ontkenning toevoegen is echter een formuleerfout.
Hij verbood mij om niet te lopen.
Pleonasme
Als een woord nog eens wordt uitgedrukt door een ander woord of woordgroep van (vaak) een andere betekenis, is er sprake van pleonasme.
De ronde cirkel.
Werkwoorden congrueren als het getal van de persoonsvorm overeenkomt met dat van het onderwerp. Ik loop congrueert dus. Wanneer men een enkelvoudig onderwerp bij een meervoudige persoonsvorm plaatst of andersom, is er sprake van incongruentie. Bij de zin ik lopen is dus een incongruente zin. Bij dit voorbeeld is het duidelijk, maar er zijn een aantal vormen waarbij dit minder duidelijk is.
Meervoudig onderwerp gezien als enkelvoudig
Bij een aantal woorden lijkt het woord enkelvoudig te zijn, terwijl het meervoudig moet zijn. Hierbij ontstaat dus incongruentie.
De media was erg uitgesproken over dat ongeluk. (media is meervoudig, daarom moet was hier waren zijn)
De door het onderzoek gevonden data is niet bruikbaar. (data is meervoudig, daarom moet is hier zijn zijn)
Andere woorden waarbij dit vaak fout gaat zijn antibiotica (woorden op -a, deze woorden komen uit het Latijn en zijn vaak meervoudig) en drugs.
Enkelvoudig onderwerp gezien als meervoudig
Het kan natuurlijk ook zo zijn dat een enkelvoudig onderwerp wordt gezien als meervoudig. Hierbij ontstaat ook incongruentie, het getal van de persoonsvorm en het onderwerp zijn immers niet gelijk. Vaak gaat het hier om twee woorden die samen meervoudig te lijken zijn, dat is echter niet het geval.
Zowel mijn vriendin als haar vriend zijn gelukkig. (zijn moet hier is zijn)
Onderwerp met een enkelvoudige kern
Bij onderwerpen met een enkelvoudige kern, moet men altijd een enkelvoudige persoonsvorm gebruiken. Dus ook als er een meervoudige bijvogelijke nabepaling volgt.
Meer dan 10 procent van de mensen leven in armoede. (10 procent is de enkelvoudige kern. De persoonsvorm moet dus meervoudig zijn.)
Bij het gebruik van verwijswoorden kan er een heleboel fout gaan. Als men echter de regels kent, blijkt het mee te vallen. Let er altijd op dat je het juiste verwijswoord kiest en dat duidelijk is waarnaar het verwijswoord verwijst.
Geslacht van het woord
Allereerst kijk je naar het geslacht van het woord waarnaar je wilt verwijzen. Woorden die als lidwoord de hebben, kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn. Woorden die het lidwoord het hebben, zijn onzijdig. Woorden met deze uitgangen zijn sowieso vrouwelijk:
Dieren of menselijk die vrouwelijk zijn, krijgen ook een vrouwelijk verwijswoord. Meervoudige zelfstandige naamwoorden vormen een aparte groep binnen de verwijswoorden.
Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord of betrekkelijk voornaamwoord
Bij persoonlijke voornaamwoorden:
Mannelijk: hij, hem
Vrouwelijk: zij, ze (bij niet-personen gebruik je ze)
Onzijdig: het
Meervoudig: als onderwerp gebruik je zij of ze, als lijdend voorwerp gebruik je hen, na een voorzetsel gebruik je hen, als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel gebruik je hun
Bij bezittelijke voornaamwoorden:
Mannelijk: zijn, z'n
Vrouwelijk: haar
Onzijdig: zijn, z'n
Meervoudig: hun
Aanwijzende voornaamwoorden:
Mannelijk: deze, die
Vrouwelijk: deze, die
Onzijdig: dit, dat
Meervoudig: deze, die
Betrekkelijke voornaamwoorden:
Mannelijk: die
Vrouwelijk: die
Onzijdig: dat
Meervoudig: die
Gebruik van dat en wat
Dat en wat worden vaak door elkaar gehaald. Moeilijk is het echter niet. Dat gebruik je bij woorden die verwijzen naar een het-woord.Wat gebruik je bij woorden die in de overtreffende trap staan (het mooiste), een onbepaald voornaamwoord (alles) of een hele zin.
Het konijn dat over straat loopt.
Want konijn is een het-woord.
Zij is alles wat ik wil.
Want er staat hier een onbepaald voornaamwoord (alles).
Gebruik van wie en waar
Een voorzetsel met wie gebruik je bij personen, waar met een voorzetsel gebruik je bij dingen
Voor wie is dat cadeautje?
Je gebruikt hier wie, omdat het verwijst naar een persoon (je geeft het cadeau aan een persoon).
Wat voor een rare machine is dat!
Wat, omdat er hier verwezen wordt naar een zaak (de machine).
Onduidelijke verwijzingen
Naast het kiezen van een onjuist verwijswoord, kan het ook voorkomen dat er onduidelijk verwezen wordt. In zo'n geval is het niet duidelijk waarnaar het verwijswoord verwijst. Verwijs niet naar woorden die niet in de zin staan. Gebruik ook geen verwijswoorden die naar meerdere personen in de zin kunnen verwijzen.
Hij houdt van Duitse gerechten, maar is daar nog nooit geweest.
Daar zou hier verwijzen naar Duitsland, maar Duitsland is nog nooit in de zin voorgekomen.
Zij zei tegen Jasmine dat Petra haar voor haar verjaardag een auto cadeau zou geven.
Het is hier onduidelijk wie voor haar verjaardag een auto krijgt van wie.
Bij opsommingen moet je opletten dat hetgeen dat opgesomd wordt, van dezelfde orde is. Hierbij moet je dus rekening houden met het getal, de voornaamwoordelijke aanduiding en de grammaticale constructie.
Men hoort vaak dat kaas ongezond is, je kunt nog beter friet eten!
Men en je moet je niet door elkaar gebruiken. Vervang in deze zin dus men voor je.
Het begrenzen van een zin klinkt redelijk makkelijk, maar in de praktijk kan het moeilijker lijken. Wat je waarschijnlijk wel weet is dat een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken. Bijzinnen worden begrensd door middel van komma's. Toch kan er het een en ander fout gaat.
Bijzin losmaken
Bijzinnen hebben altijd te maken met de hoofdzin. Een bijzin mag niet losstaan van de zin, gebruik daarom geen punt maar een komma.
Hij houdt van haar. Hoewel ze hem heeft gedumpt.
Tussen haar en hoewel moet geen punt, maar een komma. De bijzin is afhankelijk van de vorige zin.
Zinnen bij elkaar voegen die niet bij elkaar horen.
Bij twee hoofdzinnen kan je ofwel de zinnen los schrijven ofwel ze aan elkaar vastmaken. Als je ervoor kiest om de twee hoofdzinnen aan elkaar te koppelen, moet je gebruik maken van en, want, dus of of. Wanneer je twee hoofdzinnen aan elkaar koppelt zonder één van deze woorden, is dit incorrect.
Ze heeft hem gekwetst, desondanks vindt hij haar leuk.
Dit zijn twee losse zinnen.
Soms mag men woorden weglaten die worden herhaald. De reparatie- en vervangingskosten is bijvoorbeeld correct. Je mag dit doen bij zinnen die samen worden gevoegd met en of maar. De betekenis van het woord en het weggelaten woord moeten wel hetzelfde betekenen, de vorm moet hetzelfde zijn en de grammaticale functie moet hetzelfde zijn.
Hij keek achterom en daarom niet uit.
Keek heeft hier twee verschillende betekenissen, namelijk uitkijken en kijken.
Mijn moeder bracht mij nooit naar school, maar hun moeders altijd.
Er is hier een verschil in vorm, in de tweede zin is het brachten en niet bracht. Daarom is deze zin incorrect.
Wanneer een bijzin van voorwaarde in het midden van een zin wordt geplaatst, ontstaat er een dat/als-constructie. Een dat/als-constructie is grammaticaal incorrect.
Het is zo dat als je veel geld hebt, je meer belasting moet betalen.
Zo'n zin moet je dan herschrijven:
Als je veel geld hebt, moet je meer belasting betalen.
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van ik geloof, ik denk, ik vermoed of ik vind, kan je volgens mij gebruiken.
Ik geloof dat als mensen slim zijn, ze ongelukkiger zijn.
Volgens mij zijn mensen die slim zijn, ongelukkiger.
Bijzinnen kunnen beknopte bijzinnen worden door het onderwerp en de persoonsvorm weg te laten. Dit is echter niet altijd correct. Een foutieve beknopte bijzin maakt men weer correct door het onderwerp en de persoonsvorm weer in de zin te plaatsen.
Er is sprake van inversie als de persoonsvorm vóór het onderwerp staat. Dit hoeft niet per se fout te zijn. Wanneer er twee zinnen aan elkaar worden gekoppeld, kan het nog wel eens misgaan.
Ik heb vanochtend hardgelopen en ga ik vanmiddag zwemmen.
Ga ik is onjuist. Goed is: Ik heb vanochtend hardgelopen en vanmiddag ga ik zwemmen.