Allereerst kijken we naar de basisvaardigheden waar jij een trainer over moet beschikken.
Kort en beeldend uitleggen is belangrijk voor een trainer. Word als trainer niet te ‘wollig’. Zeg kort en krachtig wat je bedoelt en gebruik hier eventueel beelden bij. Beelden blijven namelijk beter hangen bij spelers.
Vertrouwen tussen spelers en trainers en vice versa is van ontzettend groot belang om als team een goede prestatie kunnen neer te zetten. Het eerste contact wat je met je spelers hebt, kan hierin enen grote rol spelen. Let hierbij op oogcontact, lichaamstaal, inlevingsvermogen en humor. Wees ook sociaal en beleefd naar je spelers toe.
Veel trainers verzanden in vage omschrijvingen of uitleg. Wees concreet naar je spelers toe wat je wilt zien. Praat met voorbeelden om dingen duidelijk te maken.
Wil je resultaat halen met je groep? Dan is het bijhouden van de ontwikkeling van je spelers een keyfactor. Zorg voor een systeem waarin je de ontwikkeling van je spelers registreert en deel dit ook met je spelers. Zo kun je hierop sturen en je spelers de voortgang laten zien.
Spelers moeten actief gehouden worden om iets te kunnen leren. De omgeving die jij als trainer neerzet, is hierin bepalend. Is er voldoende uitdaging? Is een training leuk? Kijk continue naar jouw trainingen en vraag aan je spelers wat er beter kan. Wees kritisch op jezelf en sta spelers toe om kritisch te zijn op jouw trainingen.
Dat is wat iedere coach natuurlijk voor ogen heeft. Door jouw groep zelfredzaam en zelfstandig te maken, hoef je alleen in te grijpen om de momenten dat het minder dreig te gaan. In deze omgeving halen de spelers het maximale uit zichzelf en zullen ze voortdurend alert zijn op elkaar. Je bent dan geen trainer meer, maar meer de begeleider van je team. Nu je de basisvaardigheden voor een volleybalcoach weet, kijken we naar hoe je een training goed neer kunt zetten en uit welke onderdelen een training moet bestaan.
Een goede planning bestaat uit een tijdspad, gekoppeld aan doelen. Wat wil je met je spelers bereiken en binnen welke termijn? Schrijf dit uit. Zorg ook voor voldoende evaluatiemomenten. Het liefst iedere maand. Dan kun je kijken wat de vorderingen van je spelers zijn of wat je misschien nog aan zou moeten scherpen.
Daar waar veel trainers hun training zo uit de losse pols schudden, is het belangrijk om een indeling te maken in je training. Je ‘knip’ daarmee je training op in delen. Waaruit een training moet bestaan?
Het voordeel van deze indeling is dat je per onderdeel van je training een tijdspanne kunt aangeven. Als je bijvoorbeeld 2 uur traint, kun je ieder onderdeel een half uur laten duren. De delen kun je uiteraard indelen met verschillende oefeningen of spelvormen.
Uiteraard wil je dat jouw team vorderingen maakt op het gebied van de technieken. Maar hoe pak je dit nu goed aan? Je kunt er dan voor kiezen om de grote technieken op te splitsen in blokken. Zo ga je bijvoorbeeld vier weken aan de slag met de bovenhandse techniek van de spelers, het tweede blok van vier weken besteed je aandacht aan de aanval, in het volgende blok ga je met de blokkering aan de slag, et cetera. Uiteraard kun je ook technieken die nauw met elkaar verwant zijn, met elkaar verweven. Denk aan service-pass of aanval-blokkering. We gaan nu verder naar de inhoud van de training kijken, en het aansturen van je spelers.
Veel trainers benoemen wat ze niet willen zien. Ze zeggen bijvoorbeeld: “Je moet de bal niet op die manier spelen”. Het is echter beter om te zeggen wat je wel wilt zien. Dat blijft hangen bij een speler. Als je niet aan iets mag denken, ga je er juist wel aan denken. Zo werkt het ook met iets dat je benoemt bij een speler. Laat zien hoe het wel moet. Doe het eventueel voor. Een plaatje blijft nog beter hangen bij je spelers.
Beloon jij jouw spelers? Of zeg je juist iets als ze iets niet goed doen? Bij veel trainers is dat laatste het geval. Echter, uit onderzoek blijkt dat het beter werkt om je spelers te belonen. Zeker als je in een groep bent. Het “straffen” of kritiek leveren op een speler kan je beter 1 op 1 doen door je speler even apart te nemen. Daarmee voorkom je dat je spelers zich aangevallen voelen.
Het volleybalspel bestaat uit hoeken. Kortweg gezegd: het spel komt vanuit een bepaalde richting en gaat ook weer naar een bepaalde richting. Hoeken dus. Creëer dit op je training om het spel zo realistisch mogelijk te maken en om wedstrijdsituaties na te kunnen bootsen.
In het volleybalspel komt er na je gedane actie altijd nog een actie. Na de 100-meter sprint is een hardloper klaar. Maar dat geldt niet voor een volleyballer. Als een volleyballer een sprint heeft getrokken om een bal te redden, moet de speler direct weer door om bijvoorbeeld de aanval uit te dekken. We spreken hier van twee acties. Op een training kun je deze situaties creëren door altijd een opvolgactie na een uitgevoerde actie te laten komen.
In navolging op de twee acties binnen je training, moet een vervolgactie wel logisch zijn. Dus na een service ga je niet passen, maar schuif je aan in de verdediging. Na een aanval ga je direct blokkeren. Dat is een logische actie. Denk hier goed over na als je oefeningen inricht.
Met deze tips kun jij aan de slag om jouw training neer te zetten. Je kunt wellicht niet alles in één keer toepassen, begin daarom in kleine delen. Bijvoorbeeld met het maken van een indeling, een doelplanning en een tijdsplanning. Dat zal al veel structuur aan je volleybaltraining geven. Daarna ga je stapje voor stapje jouw training uitbouwen.